Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to hunch
01
zich bukken, zich krommen
to bend the upper side of the body forward and make a rounded back
Intransitive
Voorbeelden
As the storm approached, people hunched against the wind and rain, trying to shield themselves.
Toen de storm naderde, bogen mensen zich tegen de wind en regen, in een poging zichzelf te beschermen.
In the cold weather, he instinctively hunched to conserve warmth, hands buried in his pockets.
In het koude weer hield hij instinctief zijn rug gebogen om warmte te behouden, handen begraven in zijn zakken.
01
voorgevoel, intuïtie
a feeling or intuition about something, often without conscious reasoning or evidence
Voorbeelden
I had a hunch that it was going to rain, so I brought an umbrella just in case.
Ik had een voorgevoel dat het zou gaan regenen, dus nam ik voor de zekerheid een paraplu mee.
She followed her hunch and decided to take a different route, which saved her from the traffic jam.
Ze volgde haar voorgevoel en besloot een andere route te nemen, wat haar van de file redde.
02
bochel, verbuiging
the act of bending yourself into a humped position
Lexicale Boom
hunched
hunch
