Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to appease
01
kalmeren, tevredenstellen
to end or lessen a person's anger by giving in to their demands
Transitive: to appease a negative reaction
Voorbeelden
The leader 's decision to address the issues directly appeased the public's outrage.
Het besluit van de leider om de problemen direct aan te pakken, sustte de publieke verontwaardiging.
The constant communication was continuously appeasing the client's concerns.
De constante communicatie was continu de zorgen van de klant aan het kalmeren.
02
kalmeren, tevredenstellen
to calm or satisfy someone by giving in to their demands or desires
Transitive: to appease sb
Voorbeelden
The parent appeased the crying child by giving them a cookie.
De ouder kalmeerde het huilende kind door hen een koekje te geven.
The government sought to appease the protesters by promising reforms.
De regering probeerde de demonstranten te sussen door hervormingen te beloven.
03
kalmeren, verzachten
to calm or lessen the intensity of something, such as pain, hunger, etc.
Transitive: to appease a sensation
Voorbeelden
Drinking a glass of water can appease thirst on a hot day.
Een glas water drinken kan de dorst lessen op een warme dag.
Taking pain medication can appease a headache.
Pijnmedicatie nemen kan een hoofdpijn verzachten.
Lexicale Boom
appeasable
appeasement
appeaser
appease



























