Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
frantic
01
dol, paniekerig
greatly frightened and worried about something, in a way that is uncontrollable
Voorbeelden
She became frantic when she could n't find her child in the crowded mall.
Ze werd radeloos toen ze haar kind niet kon vinden in het drukke winkelcentrum.
His frantic search for his lost wallet turned the house upside down.
Zijn koortsachtige zoektocht naar zijn verloren portemonnee zette het huis op zijn kop.
02
done in a hurried, agitated, or disorganized manner
Voorbeelden
They made a frantic effort to finish the project on time.
Workers packed the supplies in a frantic rush.
