Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to foretell
01
voorspellen, profeteren
to predict or say in advance what will happen in the future
Transitive: to foretell a future event
Voorbeelden
She said her grandmother had the ability to foretell when someone was about to visit.
Ze zei dat haar grootmoeder de gave had om te voorspellen wanneer iemand op bezoek zou komen.
Some believe that certain dreams can foretell upcoming events.
Sommigen geloven dat bepaalde dromen toekomstige gebeurtenissen kunnen voorspellen.
02
voorspellen, vooraf aankondigen
to show or suggest that something will happen in the future
Transitive: to foretell sth
Voorbeelden
The farmer said the behavior of his animals foretells changes in the weather.
De boer zei dat het gedrag van zijn dieren veranderingen in het weer voorspelt.
Birds flying south early foretell a long winter.
Vogels die vroeg naar het zuiden vliegen voorspellen een lange winter.
Lexicale Boom
foretelling
foretell
fore
tell



























