Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Dither
01
opwinding, onrust
an excited state of agitation
to dither
01
zich zorgen maken, onrustig zijn
make a fuss; be agitated
02
aarzelen, weifelen
to waver or hesitate in making a decision or taking action
Voorbeelden
She dithers over which movie to watch, unable to decide between the options.
Ze aarzelt over welke film te kijken, kan niet beslissen tussen de opties.
He dithered for hours before finally making a choice, causing him to miss the deadline.
Hij aarzelde urenlang voordat hij eindelijk een keuze maakte, waardoor hij de deadline miste.



























