Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Conflict
01
conflict
a serious disagreement or argument, often involving opposing interests or ideas
Voorbeelden
The conflict between the two departments over resource allocation was causing delays in the project.
Het conflict tussen de twee afdelingen over de toewijzing van middelen veroorzaakte vertragingen in het project.
Their long-standing conflict was finally resolved through open communication and compromise.
Hun langdurige conflict werd uiteindelijk opgelost door open communicatie en compromis.
1.1
conflict
an open clash between two opposing groups (or individuals)
1.2
conflict, oorlog
a military clash between two nations or countries, usually one that lasts long
1.3
conflict, innerlijke strijd
a state of frustration or anxiety caused by opposing desires or feelings at the same time
Voorbeelden
She felt a deep conflict between wanting to travel and needing to stay close to her family.
Ze voelde een diep conflict tussen de wens om te reizen en de noodzaak om dicht bij haar familie te blijven.
His internal conflict was evident as he struggled to choose between his career and spending more time with his children.
Zijn innerlijke conflict was duidelijk toen hij worstelde om te kiezen tussen zijn carrière en meer tijd doorbrengen met zijn kinderen.
1.4
conflict, tegenstelling
the opposition between different forces or characters in a work of fiction that results in dramatization
1.5
conflict, tegenstelling
an instance of serious opposition between ideas, values, or interests
Voorbeelden
The conflict between their differing values created tension in the group.
Het conflict tussen hun verschillende waarden veroorzaakte spanning in de groep.
She studied the conflict between tradition and modernity in society.
Ze bestudeerde het conflict tussen traditie en moderniteit in de samenleving.
1.6
conflict, narratieve spanning
the struggle between opposing forces in a story, which drives the narrative forward and creates tension and drama
02
conflict, onverenigbaarheid
an incompatibility of dates or events
to conflict
01
botsen, in conflict zijn
(of two ideas, opinions, etc.) to oppose each other
Intransitive: to conflict with sth | to conflict
Voorbeelden
His personal beliefs often conflict with the principles of his profession, leading to internal struggles.
Zijn persoonlijke overtuigingen botsen vaak met de principes van zijn beroep, wat leidt tot innerlijke conflicten.
Her views on the matter conflict with those of her colleagues.
Haar opvattingen over de kwestie botsen met die van haar collega's.



























