Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to collide
01
botsen, in aanraking komen
to come into sudden and forceful contact with another object or person
Intransitive: to collide | to collide with sb/sth
Voorbeelden
The two cars collided at the intersection, resulting in a minor accident.
De twee auto's botsten op het kruispunt, wat resulteerde in een klein ongeluk.
During the game, players accidentally collided on the field, causing a momentary pause.
Tijdens de game botsten de spelers per ongeluk op het veld, wat een momentopname veroorzaakte.
02
botsen, in botsing komen
to cause two or more things to come into forceful contact
Transitive: to collide two things | to collide sth with sth
Voorbeelden
The storm collided the waves with the shore, causing significant erosion.
De storm liet de golven met de kust botsen, wat aanzienlijke erosie veroorzaakte.
The athlete collided the bat with the ball for a home run.
De atleet liet de knuppel botsen met de bal voor een home run.
03
botsen, in conflict komen
(of people, their opinions, ideas, etc.) to seriously disagree
Intransitive
Voorbeelden
Their ideas about how to handle the project collided, causing a delay in progress.
Hun ideeën over hoe het project aan te pakken botsten, wat een vertraging in de voortgang veroorzaakte.
The two leaders collided over the terms of the peace agreement.
De twee leiders botsten over de voorwaarden van de vredesovereenkomst.
Lexicale Boom
collider
collide



























