Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
cleanly
01
netjes, zonder problemen
in a smooth and effortless manner, without problems
Voorbeelden
He cleanly caught the ball without dropping it.
Hij ving de bal netjes zonder hem te laten vallen.
The athlete cleared the bar cleanly on his first try.
De atleet passeerde de lat netjes in zijn eerste poging.
02
schoon, zonder vervuiling
in a way that produces no dirt, harmful gases, or pollutants
Voorbeelden
The new car engine runs cleanly and reduces emissions.
De nieuwe automotor loopt schoon en vermindert de uitstoot.
Solar panels allow energy to be generated cleanly.
Zonnepanelen maken het mogelijk energie schoon op te wekken.
Voorbeelden
The team played cleanly and won without cheating.
Het team speelde schoon en won zonder vals te spelen.
The referee ensured the match was cleanly conducted.
De scheidsrechter zorgde ervoor dat de wedstrijd netjes werd gespeeld.
Voorbeelden
The group split cleanly into two equal teams.
De groep splitste netjes in twee gelijke teams.
Opinions divided cleanly between supporters and opponents.
De meningen waren duidelijk verdeeld tussen voorstanders en tegenstanders.
4.1
schoon, helder
with smooth, straight cuts or edges
Voorbeelden
The glass shattered cleanly into large pieces.
Het glas brak netjes in grote stukken.
The carpenter cut the wood cleanly along the marked line.
De timmerman sneed het hout netjes langs de gemarkeerde lijn.
cleanly
01
schoon, netjes
having or showing a habit of keeping oneself and one's environment neat, tidy, and free from dirt
Voorbeelden
She was a cleanly woman who scrubbed the floors each morning before breakfast.
Ze was een netjes vrouw die elke ochtend voor het ontbijt de vloeren schrobde.
Their cabin, though small and rustic, was always cleanly and orderly.
Hun hut, hoewel klein en rustiek, was altijd schoon en ordelijk.
Lexicale Boom
cleanly
clean



























