Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
kalm, bedaard
not showing worry, anger, or other strong emotions
Voorbeelden
Despite the chaos around her, she remained calm and composed.
Ondanks de chaos om haar heen, bleef ze kalm en beheerst.
He took a deep breath to stay calm during the stressful situation.
Hij haalde diep adem om kalm te blijven tijdens de stressvolle situatie.
1.1
kalm, rustig
describing the weather when there is no wind or storm
Voorbeelden
The sea was calm, with not a ripple in sight.
De zee was kalm, geen rimpel te zien.
We enjoyed a calm day at the beach, with clear skies and no wind.
We genoten van een kalme dag op het strand, met een heldere hemel en geen wind.
to calm
01
kalmeren, tot rust brengen
to make someone become relaxed and quiet
Voorbeelden
After a hectic day, she regularly calms herself by practicing meditation.
The teacher often calms the students before important exams.
1.1
kalmeren, tot bedaren brengen
cause to be calm or quiet as by administering a sedative to
1.2
kalmeren, tot rust komen
become quiet or calm, especially after a state of agitation
02
kalmeren, stabiliseren
make steady
01
kalmte, gelijkmoedigheid
steadiness of mind under stress
Lexicale Boom
calmly
calmness
calm
