Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
zegen, voordeel
something that is beneficial or advantageous, like a blessing or favor that is granted
Voorbeelden
Winning the lottery was a great boon for the struggling family, allowing them to pay off their debts and live comfortably.
De loterij winnen was een grote zegen voor het worstelende gezin, waardoor ze hun schulden konden afbetalen en comfortabel konden leven.
The discovery of clean, renewable energy sources would be a boon for the environment, reducing pollution and mitigating climate change.
De ontdekking van schone, hernieuwbare energiebronnen zou een zegen zijn voor het milieu, waardoor vervuiling wordt verminderd en klimaatverandering wordt verzacht.
01
gezellig, hartelijk
companionable and warmly sociable
Voorbeelden
They shared a boon friendship that lasted decades.
Ze deelden een boon vriendschap die decennia duurde.
His boon manner made everyone feel instantly welcome.
Zijn gezellige manier deed iedereen zich onmiddellijk welkom voelen.



























