Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Voorbeelden
He ate the whole pizza by himself.
Hij at de hele pizza alleen op.
She read the whole book in one sitting.
Ze las het hele boek in één keer uit.
02
geheel, volledig
(of siblings) having the same parents
03
geheel, compleet
to an insufferable degree
04
heel, volledig gezond
exhibiting or restored to vigorous good health
05
geheel, verenigd
acting together as a single undiversified whole
06
heel, ongedeerd
not injured or harmed
01
geheel, alles
all of something including all its component elements or parts
02
geheel, totaliteit
an assemblage of parts that is regarded as a single entity
whole
InformalVoorbeelden
He was whole against the idea from the start.
Hij was vanaf het begin helemaal tegen het idee.
The audience sat whole in silence after the performance.
Het publiek zat helemaal in stilte na de voorstelling.
whole
01
alles, het geheel
used to refer to the entirety or completeness of something
Voorbeelden
He dedicated the whole of his career to scientific research.
Hij wijdde zijn hele carrière aan wetenschappelijk onderzoek.
They traveled the whole of the country, exploring its diverse landscapes and cultures.
Ze reisden door het hele land en verkenden de diverse landschappen en culturen.
