Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to tussle
01
vechten, worstelen
to struggle or fight with someone, particularly to get something
Intransitive
Voorbeelden
Children on the playground may tussle over a toy they both want to play with.
Kinderen op de speelplaats kunnen vechten om een speeltje waar ze allebei mee willen spelen.
In competitive sports, players may tussle for possession of the ball during a match.
In competitiesporten kunnen spelers tijdens een wedstrijd vechten om het bezit van de bal.
Tussle
01
vechtpartij, ruzie
a brief, vigorous fight or argument
Voorbeelden
A tussle broke out between the players after the foul.
Een vechtpartij brak uit tussen de spelers na de overtreding.
The siblings had a noisy tussle over who got the last cookie.
De broers en zussen hadden een luidruchtige ruzie over wie de laatste koek kreeg.



























