Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
schenkel, onderbeen
a cut of meat taken from the front part of the lower leg of an animal
Voorbeelden
Beef shin is ideal for slow-cooked stews.
Een slager raadde aan de gerookte schenkel te proberen.
The recipe calls for lamb shin, cut into chunks.
Hij bereidde een smakelijke rundervleesstoofpot, met malse stukjes schenkel.
02
scheen, scheenbeen
the front part of the leg that is between the foot and the knee
Voorbeelden
He bumped his shin against the coffee table and winced in pain.
Hij stootte zijn scheen tegen de salontafel en vertrok van pijn.
Ice packs can reduce swelling and pain in a bruised shin.
IJspakkingen kunnen zwelling en pijn verminderen in een gekneusde scheen.
03
scheenbeen, beenbot
the inner and thicker of the two bones of the human leg between the knee and ankle
Voorbeelden
The X-ray showed a fracture in the shin.
The shin bears most of the weight of the leg.
04
sjin, de tweeëntwintigste letter van het Hebreeuwse alfabet
the 22nd letter of the Hebrew alphabet
Voorbeelden
The letter Shin is pronounced " sh " in Hebrew.
He wrote his name using the Hebrew character Shin.
to shin
01
onhandig klimmen, klauteren op een onhandige manier
climb awkwardly, as if by scrambling
Voorbeelden
The hikers shinned the steep slope using nearby roots.
The children shinned along the fence to get to the other side.
