Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Nibble
01
hapje, beet
a small bite of food
02
zacht bijten, voorzichtig happen
gentle biting
to nibble
01
knabbelen, grazen
to eat small amounts of food often
Intransitive
Voorbeelden
She prefers to nibble throughout the day instead of having big meals.
Ze geeft er de voorkeur aan om de hele dag door te knabbelen in plaats van grote maaltijden te eten.
She tends to nibble when she's stressed, eating small bites of whatever she can find.
Ze heeft de neiging om te knabbelen als ze gestrest is, waarbij ze kleine hapjes neemt van wat ze maar kan vinden.
02
knabbelen, peuzelen
to take small, light bites from something
Transitive: to nibble food
Voorbeelden
She nibbled the piece of chocolate, savoring each little bite.
Ze knabbelde aan het stukje chocolade, genietend van elke kleine hap.
He nibbled the edges of the bread, slowly finishing his snack.
Hij knabbelde aan de randen van het brood en maakte langzaam zijn snack af.
03
knabbelen, peuzelen
to gently bite, usually as a sign of affection or when feeling nervous
Transitive: to nibble a part of body | to nibble on a part of body
Voorbeelden
As they watched the movie, he could n't resist nibbling on her earlobe.
Terwijl ze de film keken, kon hij niet weerstaan om aan haar oorlel te knabbelen.
Feeling nervous, she began to nibble on her fingernails during the exam.
Zich nerveus voelend, begon ze tijdens het examen aan haar nagels te knagen.



























