Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to nag
01
zeuren, pesten
to annoy others constantly with endless complaints
Voorbeelden
She nags her brother every morning to clean his room.
Ze zeurt elke ochtend bij haar broer om zijn kamer schoon te maken.
I try not to nag my friends about being on time, but they are always late.
Ik probeer mijn vrienden niet te zeuren over op tijd komen, maar ze zijn altijd te laat.
02
zeuren, voortdurend zorgen maken
worry persistently
03
zeuren, aansporen
remind or urge constantly
01
knol, oude knol
A horse of low quality, often considered old or worn-out
02
zeur, mierenneuker
someone (especially a woman) who annoys people by constantly finding fault
Lexicale Boom
nagger
nagging
nag



























