Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to move around
[phrase form: move]
01
vaak verhuizen, rondreizen
to change where one lives often, usually because of work or other reasons
Voorbeelden
His job requires him to move around the country to attend different conferences.
Zijn baan vereist dat hij door het land reist om verschillende conferenties bij te wonen.
The consultant 's work involves moving around to different project sites.
Het werk van de consultant houdt in dat hij rondreist naar verschillende projectlocaties.
02
rondgaan, vermijden
to go in a different direction to avoid something in one's path
Voorbeelden
The hiker had to move around the large boulder blocking the trail.
De wandelaar moest om de grote rots die het pad blokkeerde heen gaan.
To get to the other side of the street, she moved around the construction site.
Om aan de andere kant van de straat te komen, liep ze om de bouwplaats heen.
03
verplaatsen, rondschuiven
to relocate someone to different places or positions, usually because of work or other reasons
Voorbeelden
The company moved him around to various offices across the country.
Het bedrijf verplaatste hem naar verschillende kantoren in het hele land.
She was moved around to different departments as part of her training.
Ze werd verplaatst naar verschillende afdelingen als onderdeel van haar training.
