Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to make up
[phrase form: make]
01
verzinnen, fabriceren
to create a false or fictional story or information
Voorbeelden
The gossip columnist made rumors up about the celebrities.
De roddelcolumnist verzon geruchten over de beroemdheden.
The writer made up a fantasy novel about dragons and elves.
De schrijver verzon een fantasieroman over draken en elven.
02
maken, samenstellen
to create something by combining together different parts or ingredients
Voorbeelden
The mechanic made up the car from spare parts.
De monteur heeft de auto uit onderdelen samengesteld.
The carpenter made up the table from wood and nails.
De timmerman maakte de tafel van hout en spijkers.
03
voorbereiden, opmaken
to arrange, organize, or prepare a bed or room
Voorbeelden
She made up the bed by smoothing out the sheets and blankets and placing the pillows neatly.
Ze maakte het bed op door de lakens en dekens glad te strijken en de kussens netjes neer te leggen.
He made up the room by putting away the clothes, straightening the furniture, and dusting the surfaces.
Hij maakte de kamer op door de kleren op te bergen, het meubilair recht te zetten en de oppervlakken af te stoffen.
04
opmaken, make-up aanbrengen
to apply cosmetics or beauty products to enhance or alter one's appearance
Voorbeelden
He made his face up for the Halloween party, creating a scary and impressive transformation.
Hij heeft zich opgemaakt voor het Halloweenfeest, wat een enge en indrukwekkende transformatie opleverde.
He made up his eyes to look more dramatic.
Hij maakte zijn ogen op om dramatischer te lijken.
05
verzoenen, de vrede sluiten
to become friends with someone once more after ending a quarrel with them
Voorbeelden
The siblings made up after their argument and started playing together again.
De broers en zussen maakten het weer goed na hun ruzie en begonnen weer samen te spelen.
I know they had a big fight, but I'm sure they'll make it up soon.
Ik weet dat ze een grote ruzie hadden, maar ik weet zeker dat ze het snel weer goedmaken.
06
goedmaken, compenseren
to replace something lost or compensate for something done
Voorbeelden
The friend made up for the hurt they caused by offering a sincere apology.
De vriend maakte goed voor de pijn die ze hadden veroorzaakt door een oprechte verontschuldiging aan te bieden.
She made it up to him by giving him a thoughtful gift.
Ze maakte het goed door hem een attent cadeau te geven.
07
vormen, uitmaken
to form the whole or a part of something
Voorbeelden
The majority of the workforce is made up of women.
Het grootste deel van de beroepsbevolking bestaat uit vrouwen.
This class is made up of students from diverse backgrounds.
Deze klas bestaat uit studenten met diverse achtergronden.
08
bereiden, samenstellen
to create a medicinal substance by mixing different ingredients
Voorbeelden
The pharmacist made up a prescription for the patient.
De apotheker maakte een recept voor de patiënt klaar.
The herbalist made up a remedy from natural ingredients.
De kruidkundige maakte een remedie van natuurlijke ingrediënten.
09
voltooien, samenstellen
to complete or assemble something by adding the remaining parts or members
Voorbeelden
The final team member did n't arrive, so we had to make up the numbers with someone else.
Het laatste teamlid kwam niet opdagen, dus moesten we de aantallen met iemand anders aanvullen.
They needed two more pieces to make up the whole puzzle.
Ze hadden nog twee stukjes nodig om de hele puzzel te voltooien.



























