Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Kernel
01
korrel, pit
an individual whole grain from a cereal plant
Voorbeelden
A kernel of corn got stuck in my teeth.
Een korrel maïs bleef in mijn tanden steken.
The bag was full of golden wheat kernels.
De tas zat vol met gouden tarwekorrels.
02
pit, kern
the inner part of a seed, nut, or fruit pit that is often edible
Voorbeelden
He bit into the peach and carefully removed the kernel from the pit.
Hij beet in de perzik en verwijderde voorzichtig de pit uit de steen.
They found the kernel of truth in the rumors circulating around town.
Ze vonden de kern van waarheid in de geruchten die door de stad gingen.
03
kern, wezen
the central or most important part of an idea, experience, or piece of information
Voorbeelden
There 's a kernel of truth in every rumor.
In elk gerucht zit een kern van waarheid.
The kernel of his argument is that education should be free.
De kern van zijn argument is dat onderwijs gratis zou moeten zijn.



























