Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
hazelnootkleurig, groenachtig bruin
having a greenish-brown color
Voorbeelden
The autumn leaves had a hazel tint, creating a warm and inviting atmosphere.
De herfstbladeren hadden een hazelnoot tint, wat een warme en uitnodigende sfeer creëerde.
The artist used hazel tones to capture the essence of a sunlit forest in the painting.
De kunstenaar gebruikte hazelnoot tinten om de essentie van een zonnig bos in het schilderij vast te leggen.
02
van hazelaar, gerelateerd aan de hazelaar
made from or relating to the hazel tree or its products
Voorbeelden
She chose a hazel walking stick for its strength and natural beauty.
Ze koos een hazelaar wandelstok vanwege zijn sterkte en natuurlijke schoonheid.
The rustic fence was crafted from hazel branches.
De rustieke omheining was gemaakt van hazelaartakken.
01
hazelnootbruin, groenachtig bruin
a brownish-green color resembling the hue of hazelnuts or the eyes of some individuals
Voorbeelden
The room was decorated in various shades of hazel, creating a warm and inviting space.
De kamer was versierd in verschillende tinten hazelnoot, wat een warme en uitnodigende ruimte creëerde.
She selected a hazel for the upholstery that matched the earthy tones of the room.
Ze koos een hazelnoot voor het stofferen dat overeenkwam met de aardse tinten van de kamer.
02
hazelaar, hazelnootboom
a type of deciduous tree or shrub from the genus Corylus, known for its rounded leaves, catkins, and edible nuts called hazelnuts
Voorbeelden
The hazel in the garden provides both shade and nuts for wildlife.
De hazelaar in de tuin biedt zowel schaduw als noten voor wilde dieren.
The hazel is known for its distinctive catkins that appear in early spring.
De hazelaar staat bekend om zijn kenmerkende katjes die in het vroege voorjaar verschijnen.



























