Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
absent
01
afwezig
(of people) not present in a place
Voorbeelden
Jane was absent from school yesterday due to a fever.
Jane was gisteren afwezig op school vanwege koorts.
Please call the office if you 're going to be absent from work today.
Bel het kantoor als u vandaag afwezig zult zijn van het werk.
02
afwezig, verstrooid
not mentally present and distracted by other thoughts
Voorbeelden
Her absent expression made it clear she was n't listening to the conversation.
Haar afwezige uitdrukking maakte duidelijk dat ze niet naar het gesprek luisterde.
The teacher noticed his absent look and called on him to regain his attention.
De leraar merkte zijn afwezige blik op en riep hem om zijn aandacht terug te krijgen.
Voorbeelden
His motivation was absent throughout the project.
Zijn motivatie was afwezig gedurende het hele project.
Any sign of remorse was absent from his apology.
Er was geen enkel teken van berouw afwezig in zijn verontschuldiging.
to absent
01
weggaan, vertrekken
go away or leave
absent
01
In afwezigheid van, Zonder
in the absence of
Voorbeelden
Absent a miracle, we will lose the game.
Zonder een wonder zullen we het spel verliezen.
She was promoted to manager, absent any formal qualifications.
Ze werd bevorderd tot manager, zonder formele kwalificaties.
Lexicale Boom
absently
absent
abs



























