founder
foun
ˈfaʊn
fawn
der
dɜr
dēr
British pronunciation
/fˈa‍ʊndɐ/

Definitie en betekenis van "founder"in het Engels

01

oprichter, stichter

someone who starts or creates something like a company or organization
example
Voorbeelden
She is the founder of a successful tech startup.
Zij is de oprichter van een succesvolle tech-startup.
He became well-known as the founder of the company.
Hij werd bekend als de oprichter van het bedrijf.
02

hoefbevangenheid, laminitis

a serious hoof condition that can cause lameness or even permanent damage
example
Voorbeelden
The horse was diagnosed with founder after showing signs of severe pain.
Het paard werd gediagnosticeerd met hoefbevangenheid na tekenen van ernstige pijn te hebben getoond.
Overfeeding can trigger founder in ponies and horses.
Overvoeding kan hoefbevangenheid bij pony's en paarden veroorzaken.
03

gieter, vormer

a worker who casts molten metal into molds to create objects
example
Voorbeelden
The founder poured molten iron into the mold with practiced precision.
De gieter goot gesmolten ijzer in de mal met geoefende precisie.
Skilled founders are essential in the production of engine components.
Bekwame gieters zijn essentieel in de productie van motoronderdelen.
to founder
01

mislukken, instorten

to experience total failure or collapse, especially for a plan, business, or project
Intransitive
example
Voorbeelden
The company began to founder after losing its main investors.
Het bedrijf begon te mislukken nadat het zijn belangrijkste investeerders had verloren.
His plan to start a new restaurant foundered due to poor funding.
Zijn plan om een nieuw restaurant te beginnen mislukte vanwege slechte financiering.
02

instorten, mislukken

to stop functioning properly or fall apart physically, emotionally, or structurally
Intransitive
example
Voorbeelden
The old bridge began to founder under the weight of the trucks.
De oude brug begon in te storten onder het gewicht van de vrachtwagens.
Her confidence foundered after repeated rejections.
Haar zelfvertrouwen stortte in na herhaalde afwijzingen.
03

zinken, ten onder gaan

to go under water, usually describing ships, boats, or heavy objects
Intransitive
example
Voorbeelden
The fishing boat began to founder during the storm.
De vissersboot begon te zinken tijdens de storm.
The ship foundered off the rocky coast.
Het schip zonk voor de rotsachtige kust.
04

struikelen, wankelen

to lose balance and falter while walking or moving
Intransitive
example
Voorbeelden
She foundered on the uneven steps but managed to regain her balance.
Ze struikelde op de ongelijke treden maar slaagde erin haar evenwicht te hervinden.
The exhausted runner foundered just before the finish line.
De uitgeputte hardloper struikelde vlak voor de finishlijn.
LanGeek
Download de App
langeek application

Download Mobile App

stars

app store