Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to dispel
01
verdrijven, wegnemen
to make something disappear
Transitive: to dispel a belief or feeling
Voorbeelden
The teacher successfully dispelled any confusion by providing clear explanations.
De leraar heeft met succes alle verwarring weggenomen door duidelijke uitleg te geven.
The scientist conducted experiments to dispel doubts about the new discovery.
De wetenschapper voerde experimenten uit om twijfels over de nieuwe ontdekking te wegnemen.
02
verdrijven, verjagen
to make something disappear or go away by scattering it
Transitive: to dispel sb/sth
Voorbeelden
The strong wind helped dispel the fog over the lake.
De sterke wind hielp de mist over het meer te verdrijven.
The light from the lantern dispelled the darkness in the room.
Het licht van de lantaarn verdreef de duisternis in de kamer.



























