Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
struik, heester
a type of plant small in size with several stems in the ground
Voorbeelden
The garden was neatly arranged with colorful bushes, adding structure and vibrancy to the outdoor space.
De tuin was netjes gerangschikt met kleurrijke struiken, wat structuur en levendigheid toevoegde aan de buitenruimte.
They trimmed the overgrown bush to shape it into a neat, decorative hedge along the walkway.
Ze snoeiden de overwoekerde struik om er een nette, decoratieve haag van te maken langs het pad.
02
struik, gewas
dense vegetation consisting of stunted trees or bushes
03
struikgewas, wildernis
a large wilderness area
04
struik, schaamhaar
hair growing in the pubic area
to bush
01
voorzien van een bus, uitrusten met een huls
provide with a bushing
01
van lage kwaliteit, niet verfijnd
not of the highest quality or sophistication
Lexicale Boom
bushy
bush



























