Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
bruin, donkerbruin
having the color of chocolate ice cream
Voorbeelden
The table was made of rich, brown wood.
De tafel was gemaakt van rijk, bruin hout.
His eyes were a warm brown shade, like melted chocolate.
Zijn ogen hadden een warme bruine tint, zoals gesmolten chocolade.
02
bruin, donker
refering to people with relatively dark-colored skin, often used to classify individuals from Latin American, South Asian, or Middle Eastern backgrounds
Voorbeelden
The panel discussion included perspectives from brown leaders across various sectors.
De paneldiscussie omvatte perspectieven van bruine leiders uit verschillende sectoren.
The organization aimed to amplify the voices of brown communities in its new outreach program.
De organisatie was gericht op het versterken van de stemmen van bruine gemeenschappen in haar nieuwe outreach-programma.
03
bruin, volkoren
(of bread) light brown in color, typically made from unbleached or unrefined wholemeal flour
Voorbeelden
I had a slice of brown toast with my breakfast this morning.
Ik had vanmorgen een sneetje bruin brood bij mijn ontbijt.
The recipe suggests using brown bread to add a hearty texture to the sandwich.
Het recept suggereert bruin brood te gebruiken om een stevige textuur aan de sandwich toe te voegen.
01
bruin, aardekleur
the color that results from mixing red, yellow, and black, or is a shade between dark and light brown, often associated with earth and natural materials
Voorbeelden
The room was decorated in various shades of brown for a warm, earthy feel.
De kamer was versierd in verschillende tinten bruin voor een warme, aardse sfeer.
She chose a brown for the living room walls to create a cozy atmosphere.
Ze koos een bruine kleur voor de muren van de woonkamer om een gezellige sfeer te creëren.
02
bruin
items or fabrics that are of a brown color
Voorbeelden
The wardrobe was filled with various browns, including jackets, trousers, and scarves.
De kast was gevuld met verschillende bruinen, waaronder jassen, broeken en sjaals.
She selected a range of browns for her home decor, from curtains to upholstery.
Ze koos een reeks bruine tinten voor haar huisdecoratie, van gordijnen tot bekleding.
03
bruinen, mensen met een van nature donkere of gebruinde huid
(of a person) having a naturally dark or tan skin tone
Voorbeelden
The panel discussion included prominent browns from various industries.
Het panelgesprek omvatte prominente bruine mensen uit verschillende industrieën.
The book focuses on the experiences and contributions of browns in contemporary society.
Het boek richt zich op de ervaringen en bijdragen van bruine mensen in de hedendaagse samenleving.
to brown
Voorbeelden
The artist browned the paper using a special technique to create a vintage look.
De kunstenaar bruinde het papier met een speciale techniek om een vintage look te creëren.
The carpenter browned the wooden frames to match the antique decor of the room.
De timmerman bruinde de houten frames om ze te laten passen bij de antieke decoratie van de kamer.
1.1
bruinen, bakken tot een gouden of donkerdere kleur
to cook or heat something until it turns a golden or darker color
Transitive: to brown food
Voorbeelden
Brown the meat in a hot skillet before adding it to the stew.
Bruin het vlees in een hete koekenpan voordat je het aan de stoofpot toevoegt.
She likes to brown the butter for a nutty flavor in her baking recipes.
Ze houdt ervan om de boter te bruinen voor een nootachtige smaak in haar bakrecepten.
02
bruin worden, verkleuren naar bruin
to become brown in color through a process or natural occurrence
Intransitive
Voorbeelden
The leaves began to brown as autumn approached.
De bladeren begonnen te bruinen toen de herfst naderde.
His hair gradually browned with exposure to the sun.
Zijn haar werd geleidelijk bruin door blootstelling aan de zon.
Lexicale Boom
brownish
brownness
brown



























