Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to go off with
[phrase form: go]
01
weggaan met, ervandoor gaan met
to leave one's spouse or partner to pursue a romantic relationship with someone else
Voorbeelden
She decided to go off with her co-worker, leaving her husband heartbroken.
Ze besloot ervandoor te gaan met haar collega, waardoor haar man met een gebroken hart achterbleef.
After years of marriage, he went off with his high school sweetheart, leaving his wife devastated.
Na jaren van huwelijk ging hij er vandoor met zijn middelbare school liefde, zijn vrouw verwoest achterlatend.
02
weggaan met, ervandoor gaan met
to leave a place, often suddenly or without permission, taking someone or something with one
Voorbeelden
He went off with my backpack, and I could n't find him anywhere.
Hij ging ervandoor met mijn rugzak, en ik kon hem nergens vinden.
They went off with the company's confidential documents, causing a security breach.
Ze gingen weg met de vertrouwelijke documenten van het bedrijf, wat een beveiligingslek veroorzaakte.



























