Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to wink
01
knipogen, een oogje dichtknijpen
to quickly open and close one eye as a sign of affection or to indicate something is a secret or a joke
Intransitive
Voorbeelden
During the meeting, the colleague across the room winked to share a confidential message.
Tijdens de vergadering knipperde de collega aan de andere kant van de kamer om een vertrouwelijke boodschap te delen.
The comedian on stage would often wink at the audience after delivering a clever punchline.
De comedian op het podium knipoogde vaak naar het publiek na het vertellen van een slimme punchline.
02
knipogen, knipperen
to close and open both eyelids quickly
Intransitive
Voorbeelden
She felt the dust in the air and had to wink to avoid irritation in her eyes.
Ze voelde het stof in de lucht en moest knipogen om irritatie in haar ogen te voorkomen.
The sudden brightness made him wink repeatedly to adjust.
De plotselinge helderheid deed hem herhaaldelijk knipperen om zich aan te passen.
03
knipperen, flitsen
to shine or flash on and off in a quick, intermittent manner
Intransitive
Voorbeelden
The stars winked in the night sky, barely visible through the clouds.
De sterren knipperden in de nachtelijke hemel, nauwelijks zichtbaar door de wolken.
The streetlight winked on and off as the power fluctuated.
De straatlantaarn knipperde terwijl het stroom schommelde.
01
knipoog, oogopslag
the act of opening and closing one eye quickly once as a sign of affection, greeting, etc.
Voorbeelden
The opportunity was gone in a wink, and he missed his chance.
De kans was in een oogwenk verdwenen, en hij miste zijn kans.
The lights flickered for a wink before returning to normal.
De lichten flikkerden voor een ogenblik voordat ze weer normaal werden.
03
knipoog, oogwenk
a reflex that closes and opens the eyes rapidly
Lexicale Boom
winker
winking
winking
wink



























