Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Vessel
01
schip, vaartuig
any vehicle designed for travel across or through water
Voorbeelden
The cargo vessel sailed into the harbor, carrying goods from overseas.
Het schip met vracht voer de haven binnen, met goederen uit het buitenland.
A fishing vessel returned to port with a plentiful catch of fresh seafood.
Een vissersschip keerde terug naar de haven met een overvloedige vangst van verse zeevruchten.
02
a tubular structure that carries blood or other body fluids through an organism
Voorbeelden
The surgeon repaired a damaged blood vessel.
Arteries and veins are the body 's main types of vessels.
03
a container used to hold liquids or other substances
Voorbeelden
She poured the wine into a crystal vessel.
The ancient vessels were found buried with offerings.
