Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to vaccinate
01
vaccineren
to protect a person or an animal against a disease by giving them a preventive shot against specific diseases
Transitive: to vaccinate a person or animal
Intransitive: to vaccinate against a disease
Voorbeelden
Parents are encouraged to vaccinate their children to shield them from preventable illnesses.
Ouders worden aangemoedigd om hun kinderen te vaccineren om hen te beschermen tegen vermijdbare ziekten.
The veterinarian will vaccinate the dog against common canine diseases during the annual check-up.
De dierenarts zal de hond vaccineren tegen veelvoorkomende hondenziekten tijdens de jaarlijkse controle.
Lexicale Boom
vaccinated
vaccinating
vaccination
vaccinate
vaccine



























