Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Voorbeelden
Even though they are twins, they have very different personalities.
Hoewel ze een tweeling zijn, hebben ze heel verschillende persoonlijkheden.
My twin and I were both named after our grandparents.
Mijn tweeling en ik zijn beide vernoemd naar onze grootouders.
02
duplicaat, kopie
a duplicate copy
03
tweeling, tweelingen
(astrology) a person who is born while the sun is in Gemini
04
tweeling, zielsverwant
a close friend with whom one shares many interests, experiences, or personality traits
Voorbeelden
Hey twin, when you comin' over?
Hé tweeling, wanneer kom je langs?
We're basically twins; we both love the same music and movies.
We zijn eigenlijk tweelingen; we houden allebei van dezelfde muziek en films.
01
tweeling, tweelingen
being two identical
02
tweeling, dubbel
referring to two things that are nearly identical and naturally occur together as a pair
Voorbeelden
The twin towers of the bridge rose majestically over the river, mirroring each other perfectly.
De tweelingtorens van de brug rezen majestueus boven de rivier uit en weerspiegelden elkaar perfect.
The twin cars were parked in front of the dealership.
De tweelingauto's stonden geparkeerd voor de dealer.
to twin
01
tweelingen baren, tweelingen ter wereld brengen
give birth to twins
02
als tweeling groeien, zich als tweeling ontwikkelen
grow as twins
03
paren, samenbrengen
bring two objects, ideas, or people together
04
dupliceren, matchen
duplicate or match



























