twin
twin
twɪn
tvin
British pronunciation
/twɪn/

Definitie en betekenis van "twin"in het Engels

01

tweeling, tweelingbroer of -zus

either of two children born at the same time to the same mother
Wiki
twin definition and meaning
example
Voorbeelden
Even though they are twins, they have very different personalities.
Hoewel ze een tweeling zijn, hebben ze heel verschillende persoonlijkheden.
My twin and I were both named after our grandparents.
Mijn tweeling en ik zijn beide vernoemd naar onze grootouders.
02

duplicaat, kopie

a duplicate copy
03

tweeling, tweelingen

(astrology) a person who is born while the sun is in Gemini
04

tweeling, zielsverwant

a close friend with whom one shares many interests, experiences, or personality traits
SlangSlang
example
Voorbeelden
Hey twin, when you comin' over?
tweeling, wanneer kom je langs?
We're basically twins; we both love the same music and movies.
We zijn eigenlijk tweelingen; we houden allebei van dezelfde muziek en films.
01

tweeling, tweelingen

being two identical
02

tweeling, dubbel

referring to two things that are nearly identical and naturally occur together as a pair
example
Voorbeelden
The twin towers of the bridge rose majestically over the river, mirroring each other perfectly.
De tweelingtorens van de brug rezen majestueus boven de rivier uit en weerspiegelden elkaar perfect.
The twin cars were parked in front of the dealership.
De tweelingauto's stonden geparkeerd voor de dealer.
to twin
01

tweelingen baren, tweelingen ter wereld brengen

give birth to twins
02

als tweeling groeien, zich als tweeling ontwikkelen

grow as twins
03

paren, samenbrengen

bring two objects, ideas, or people together
04

dupliceren, matchen

duplicate or match
LanGeek
Download de App
langeek application

Download Mobile App

stars

app store