Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to beset
01
kwellen, lastigvallen
to cause someone ongoing worry or irritation
Voorbeelden
Endless emails about the mistake beset her all morning.
Eindeloze e-mails over de fout plaagden haar de hele ochtend.
Doubts beset him whenever he tried to make a big decision.
Twijfels overvielen hem telkens wanneer hij een grote beslissing probeerde te nemen.
02
bestormen, lastigvallen
to threaten or attack on all sides
Voorbeelden
The hikers were beset by blizzards as they crossed the peak.
De wandelaars werden omringd door sneeuwstormen toen ze de top overstaken.
Pirates beset the merchant ship at dawn.
De piraten belegerden het koopvaardijschip bij zonsopgang.
03
versieren, tooien
to cover something with ornaments or small items
Voorbeelden
The crown was beset with glittering diamonds.
De kroon was bezeten met glinsterende diamanten.
She wore a necklace beset with pearls and tiny gems.
Ze droeg een ketting ingelegd met parels en kleine edelstenen.



























