spruce
spruce
sprus
sproos
British pronunciation
/spɹˈuːs/

Definitie en betekenis van "spruce"in het Engels

01

stijlvol, verzorgd

smart, stylish, and well-groomed in appearance
example
Voorbeelden
He looked spruce in his tailored suit.
Hij zag er netjes uit in zijn op maat gemaakte pak.
The spruce waiter greeted guests with a smile.
De verzorgde ober begroette de gasten met een glimlach.
01

spar, den

a type of evergreen conifer tree with needle‑like leaves and cones, belonging to the genus Picea
example
Voorbeelden
A tall spruce shaded the cabin from the summer sun.
Een hoge spar beschaduwde de hut voor de zomerzon.
Spruce forests cover large areas of northern Europe.
Sparrenbossen bedekken grote gebieden in Noord-Europa.
1.1

vurenhout, hout van de spar

the pale, lightweight, and moderately strong timber obtained from spruce trees, often used in construction and carpentry
example
Voorbeelden
The carpenter chose spruce for the window frames.
De timmerman koos spar voor de vensterkozijnen.
Spruce wood is prized for making musical instruments.
Sparrenhout wordt gewaardeerd voor het maken van muziekinstrumenten.
to spruce
01

zich opdirken, zich opdoffen

to dress and groom oneself with special care, often for an event or occasion
Intransitive: to spruce
Transitive: to spruce oneself
example
Voorbeelden
He spruced himself before the wedding reception.
Hij heeft zich voor de huwelijksreceptie opgetut.
The actor spruced before stepping onto the red carpet.
De acteur deed zich op voordat hij de rode loper betrad.
02

opknappen, opruimen

to make something neat, tidy, and visually appealing
Transitive: to spruce sth
example
Voorbeelden
They spruced the garden before guests arrived.
Zij hebben de tuin opgeknapt voordat de gasten arriveerden.
The team spruced the office for the client visit.
Het team heeft het kantoor opgefleurd voor het klantbezoek.
LanGeek
Download de App
langeek application

Download Mobile App

stars

app store