Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
sneeuwachtig, besneeuwd
(of a period of time or weather) having or bringing snow
Voorbeelden
We had a snowy weekend in the mountains, surrounded by beautiful white landscapes.
We hadden een sneeuwachtig weekend in de bergen, omringd door prachtige witte landschappen.
Despite the snowy conditions, the adventurous group went on a hiking expedition in the mountains.
Ondanks de sneeuwachtige omstandigheden ging de avontuurlijke groep op een wandeltocht in de bergen.
Voorbeelden
He carefully drove on the snowy road.
Hij reed voorzichtig op de besneeuwde weg.
He wore warm boots to walk through the snowy paths.
Hij droeg warme laarzen om door de besneeuwde paden te lopen.
Voorbeelden
The walls were painted a snowy white, making the room feel bright and airy.
De muren waren geschilderd in een sneeuwwit wit, waardoor de kamer licht en luchtig aanvoelde.
She wore a snowy white dress that contrasted beautifully with the dark evening sky.
Ze droeg een sneeuwwitte jurk die prachtig contrasteerde met de donkere avondhemel.
Lexicale Boom
snowy
snow



























