project
pro
ˈprɑ:
praa
ject
ˌʤɛkt
jekt
British pronunciation
/ˈprɒˌdʒɛkt/

Definitie en betekenis van "project"in het Engels

01

project, taak

a specific task or undertaking that requires effort to complete
Wiki
project definition and meaning
example
Voorbeelden
The team worked on a collaborative project to design a new product.
Het team werkte aan een collaboratief project om een nieuw product te ontwerpen.
Her science fair project explored the effects of sunlight on plant growth.
Project van haar wetenschapsbeurs onderzocht de effecten van zonlicht op plantengroei.
02

project, opdracht

a particular task involving careful study of a subject, done by school or college students
example
Voorbeelden
In the geography project, the students made a map of different countries and their capitals.
In het project voor aardrijkskunde maakten de leerlingen een kaart van verschillende landen en hun hoofdsteden.
Jane 's project on endangered species won first place in the school competition.
Janes project over bedreigde soorten won de eerste plaats in de schoolwedstrijd.
03

project, onderneming

a planned undertaking
to project
01

projecteren, voorspellen

to guess or predict future outcomes or trends based on current data or analysis
Transitive: to project future outcomes or trends
to project definition and meaning
example
Voorbeelden
The financial analyst will project the company's revenue for the next fiscal year.
De financiële analist zal de inkomsten van het bedrijf voor het volgende fiscale jaar projecteren.
Can you project the growth of online shopping based on recent consumer behavior?
Kunt u de groei van online winkelen projecteren op basis van recent consumentengedrag?
02

projecteren, tonen

to show or express an emotion or quality through actions or behavior
Transitive: to project a feeling or attitude
example
Voorbeelden
She projected enthusiasm during the meeting, inspiring everyone to get involved.
Ze projecteerde enthousiasme tijdens de vergadering, wat iedereen inspireerde om betrokken te raken.
Her gestures projected nervousness, even though she tried to remain composed.
Haar gebaren projecteerden nervositeit, ook al probeerde ze kalm te blijven.
03

uitsteken, uitstulpen

to stick out or extend from a surface or point
Intransitive
example
Voorbeelden
The roof of the house projects over the porch, providing extra shade.
Het dak van het huis steekt uit over de veranda, wat extra schaduw biedt.
The building's glass windows project outward, giving it a modern look.
De glazen ramen van het gebouw steken naar buiten uit, wat het een moderne uitstraling geeft.
04

projecteren, uitzenden

to make a movie, image, etc. appear on a flat surface from afar
Transitive: to project an image
example
Voorbeelden
The technician will project the video clips for the audience to see.
De technicus zal de videoclips projecteren voor het publiek om te zien.
He is projecting the latest movie at the film festival right now.
Hij is op dit moment de nieuwste film aan het projecteren op het filmfestival.
05

projecteren, presenteren

to present or make others see a certain image, idea, or perspective
Transitive: to project a certain image or idea
example
Voorbeelden
The company projected a positive image through its new advertising campaign.
Het bedrijf projecteerde een positief imago door zijn nieuwe reclamecampagne.
The film director worked hard to project a sense of mystery in the storyline.
De filmregisseur werkte hard om een gevoel van mysterie in het verhaal te projecteren.
06

projecteren, plannen

to plan or organize something in advance
Transitive: to project a plan
example
Voorbeelden
They are projecting a new marketing campaign for next year.
Ze zijn een nieuwe marketingcampagne voor volgend jaar aan het plannen.
I projected a detailed plan for the event, including every possible scenario.
Ik heb een gedetailleerd plan geprojecteerd voor het evenement, inclusief elk mogelijk scenario.
07

projecteren, overbrengen

to map or transfer the points of one shape or figure onto another
Transitive: to project points of a shape onto a surface
example
Voorbeelden
Using a grid, she projected the coordinates of the 3D object onto a 2D surface.
Met behulp van een raster projecteerde ze de coördinaten van het 3D-object op een 2D-oppervlak.
The designer projected the original sketch ’s points onto the canvas to scale the design.
De ontwerper projecteerde de punten van de originele schets op het canvas om het ontwerp te schalen.
08

projecteren, overbrengen

to make a sound loud enough so that it can be heard from far away
Transitive: to project a sound
example
Voorbeelden
The speaker projected his voice so everyone in the auditorium could hear him.
De spreker projecteerde zijn stem zodat iedereen in de zaal hem kon horen.
To communicate with the workers across the yard, he had to project his voice loudly.
Om met de werknemers aan de overkant van het erf te communiceren, moest hij zijn stem luid projecteren.
09

projecteren, toeschrijven

to attribute your own emotions, thoughts, or beliefs to someone else, assuming they feel or think the same way
Transitive: to project a feeling onto sb
example
Voorbeelden
He tended to project his insecurities onto others, assuming they shared his doubts.
Hij had de neiging om zijn onzekerheden op anderen te projecteren, in de veronderstelling dat ze zijn twijfels deelden.
The therapist explained how people often project their anger onto others.
De therapeut legde uit hoe mensen vaak hun woede op anderen projecteren.
10

projecteren, werpen

to throw or push something so that it moves ahead or outward
Transitive: to project sth to a direction
example
Voorbeelden
He projected the ball across the field with perfect accuracy.
Hij projecteerde de bal over het veld met perfecte nauwkeurigheid.
The rocket was projected high into the sky during the launch.
De raket werd tijdens de lancering hoog de lucht in geschoten.
LanGeek
Download de App
langeek application

Download Mobile App

stars

app store