Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Positivity
01
bevestiging, zekerheid
a quality of being certain, assertive, or affirming; marked by confidence and decisiveness
Voorbeelden
Her positivity in the debate left no room for doubt.
Haar positiviteit in het debat liet geen ruimte voor twijfel.
The CEO spoke with positivity about the company's strategy.
De CEO sprak met positiviteit over de strategie van het bedrijf.
02
optimisme, positiviteit
the quality of being suggestive of a likely successful outcome
Voorbeelden
Her positivity motivated the whole team to keep working.
Haar positiviteit motiveerde het hele team om door te werken.
Despite the challenges, his positivity never wavered.
Ondanks de uitdagingen wankelde zijn positiviteit nooit.
03
zekerheid, onbetwistbaarheid
the quality of being undeniable, certain, or indisputable
Voorbeelden
There is a positivity about the evidence that can not be questioned.
Er is een positiviteit in het bewijs die niet in twijfel kan worden getrokken.
His statements carried a sense of positivity that left no room for debate.
Zijn uitspraken droegen een gevoel van positiviteit dat geen ruimte liet voor debat.
04
positiviteit, positieve waarde
a quantity greater than zero
Voorbeelden
The thermometer showed a positivity of five degrees.
De thermometer toonde een positiviteit van vijf graden.
Any positivity in the measurement indicates growth.
Elke positiviteit in de meting duidt op groei.
05
positiviteit, positieve pool
the characteristic of the positive terminal or pole in an electrical system
Voorbeelden
The wire is connected to the battery 's positivity.
De draad is verbonden met de positiviteit van de batterij.
The diagram shows the device 's positivity clearly marked.
Het diagram toont de positiviteit van het apparaat duidelijk gemarkeerd.
Lexicale Boom
positivity
positive



























