panic
pa
ˈpæ
nic
nɪk
nik
British pronunciation
/pˈænɪk/

Definitie en betekenis van "panic"in het Engels

01

paniek, schrik

a feeling of extreme fear and anxiety that makes one unable to think clearly
Wiki
panic definition and meaning
example
Voorbeelden
The fire alarm caused everyone to rush out in panic.
Het brandalarm zorgde ervoor dat iedereen in paniek naar buiten rende.
He felt a wave of panic when he realized he had lost his wallet.
Hij voelde een golf van paniek toen hij besefte dat hij zijn portemonnee was verloren.
02

paniek, angst

sudden mass fear and anxiety over anticipated events
to panic
01

in paniek raken, panikeren

to be suddenly overwhelmed by intense fear, often leading to irrational or wild actions
Intransitive
to panic definition and meaning
example
Voorbeelden
The loud noise caused the crowd to panic and stampede.
Het harde geluid veroorzaakte paniek en een stormloop in de menigte.
She panicked when she realized she had lost her wallet in the crowded market.
Ze raakte in paniek toen ze besefte dat ze haar portemonnee had verloren op de drukke markt.
02

in paniek brengen, doen schrikken

to cause someone to feel sudden fear or anxiety
Transitive: to panic sb
example
Voorbeelden
The fire alarm panicked everyone in the building.
Het brandalarm veroorzaakte paniek bij iedereen in het gebouw.
The unexpected question panicked him during the interview.
De onverwachte vraag maakte hem in paniek tijdens het interview.
LanGeek
Download de App
langeek application

Download Mobile App

stars

app store