Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
handpalm, binnenkant van de hand
the inner surface of the hand between the wrist and fingers
Voorbeelden
He gently slapped his forehead with the palm of his hand in frustration.
Hij sloeg zichzelf zachtjes met de palm van zijn hand tegen het voorhoofd uit frustratie.
He held the ball in the palm of his hand before throwing it.
Hij hield de bal in de palm van zijn hand voordat hij hem gooide.
02
palm, trofee
an award for winning a championship or commemorating some other event
03
palmboom, palm
a tropical tree with a big trunk and feather-like or fan-shaped leaves
Voorbeelden
The palm trees swayed gently in the ocean breeze along the tropical coastline.
De palmbomen wiegen zachtjes in de oceaanbries langs de tropische kustlijn.
She relaxed under the shade of a palm tree, sipping a refreshing coconut drink.
Ze ontspande onder de schaduw van een palmboom, nippend aan een verfrissend kokosdrankje.
04
handpalm, span
a linear unit based on the length or width of the human hand
to palm
01
betasten, hanteren
touch, lift, or hold with the hands
Lexicale Boom
palmist
palmlike
palmy
palm
