Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to nestle
01
zich nestelen, zich knus vestigen
to position oneself comfortably and cozily
Intransitive
Voorbeelden
After a tiring day, she likes to nestle into her favorite chair.
Na een vermoeiende dag houdt ze ervan om zich in haar favoriete stoel te nestelen.
The baby nestled against its mother's warmth for a nap.
De baby nestelde zich tegen de warmte van zijn moeder voor een dutje.
02
neerleggen, koesteren
to place a person or thing in a comfortable or safe position, often with a sense of care or affection
Transitive: to nestle sb/sth somewhere
Voorbeelden
The mother gently nestled the baby in her arms, soothing him to sleep.
De moeder nestelde de baby zachtjes in haar armen, wiegend om hem in slaap te sussen.
She nestled the plant pot on the windowsill, where it could get sunlight.
Ze nestelde de plantenpot op de vensterbank, waar hij zonlicht kon krijgen.
03
nestelen, zich verstoppen
to be positioned in a tucked-away, protected, or partially concealed spot
Intransitive: to nestle somewhere
Voorbeelden
The small village nestles in the valley, surrounded by towering mountains.
Het kleine dorpje nestelt zich in het dal, omringd door hoge bergen.
The cabin nestled among the trees, hidden from view.
De hut nestelde zich tussen de bomen, verborgen voor het oog.
Nestle
01
een liefdevolle omhelzing, een langdurige omhelzing
a close and affectionate (and often prolonged) embrace
Lexicale Boom
nestled
nestling
nestle



























