Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
asleep
01
in slaap, slapend
not conscious or awake
Voorbeelden
The baby was fast asleep in her crib, completely unaware of the world around her.
De baby lag in slaap in haar wieg, zich volkomen onbewust van de wereld om haar heen.
She lay still and asleep, undisturbed by the noise outside.
Ze lag stil en in slaap, niet gestoord door het lawaai buiten.
02
in slaap, overleden
dead
03
in slaap, verdoofd
(of a part of the body) lacking physical sensation temporarily
Voorbeelden
I must have sat too long, my leg is completely asleep.
Ik moet te lang hebben gezeten, mijn been is helemaal in slaap gevallen.
Her arm went asleep after lying on it all night.
Haar arm sliep nadat ze er de hele nacht op had gelegen.
asleep
01
in slaap, in slaapstand
into a sleeping state
02
in slaap, in de slaap van de dood
in the sleep of death



























