Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Jubilation
01
jubel, vreugde
a joyful celebration or festive occasion marking a happy event
Voorbeelden
The victory parade was a national jubilation.
De overwinningsparade was een nationale jubel.
The town planned a weeklong jubilation for its anniversary.
De stad plantte een weeklange jubel voor haar verjaardag.
02
jubel, vreugde
a feeling of great joy, triumph, or satisfaction
Voorbeelden
She felt jubilation at passing the final exam.
Ze voelde jubel na het halen van het eindexamen.
His face showed clear jubilation when he heard the news.
Zijn gezicht toonde duidelijke jubel toen hij het nieuws hoorde.
03
jubel, vreugde
the act or sound of expressing great joy or triumph
Voorbeelden
Cries of jubilation erupted when the team won the match.
Kreten van jubel barstten los toen het team de wedstrijd won.
The streets rang with jubilation after the announcement.
De straten galmden van jubel na de aankondiging.
Lexicale Boom
jubilation
jubilate
jubil



























