jacket
ja
ˈʤæ
cket
kɪt
kit
British pronunciation
/ˈdʒækɪt/

Definitie en betekenis van "jacket"in het Engels

01

jas, jack

a short item of clothing that we wear on the top part of our body, usually has sleeves and something in the front so we could close it
Wiki
jacket definition and meaning
example
Voorbeelden
He put on his leather jacket before heading out on his motorcycle.
Hij trok zijn leren jas aan voordat hij op zijn motorfiets stapte.
He unzipped his jacket when he entered the warm building.
Hij ritste zijn jas open toen hij het warme gebouw binnenkwam.
02

stofomslag, boekomslag

a loose paper covering a book protecting it against dust, usually with a design or illustration on it
03

tandkroon, tandprothese

(dentistry) dental appliance consisting of an artificial crown for a broken or decayed tooth
04

omhulsel, mantel

the tough metal shell casing for certain kinds of ammunition
05

aardappelschil, aardappelhuid

the outer skin of a potato
06

jas, colbert

the upper part of a suit, typically with sleeves and a collar, worn as part of a formal outfit
example
Voorbeelden
The jacket of the suit was perfectly tailored to his frame.
De jas van het pak was perfect op zijn lijf gemaakt.
For the meeting, he wore a sharp black jacket with a white shirt.
Voor de vergadering droeg hij een scherpe zwarte jas met een wit overhemd.
07

dossier van de gevangene, gevangenisarchief

a prisoner's central file containing records and personal information
SlangSlang
example
Voorbeelden
The guard checked his jacket before the transfer.
De bewaker controleerde zijn dossier voor de overdracht.
She reviewed the inmate 's jacket for prior offenses.
Ze bekeek de map van de gevangene op eerdere overtredingen.
to jacket
01

voorzien van een thermisch niet-geleidende laag, uitrusten met een isolerende omhulling

provide with a thermally non-conducting cover
02

een jas aantrekken, een jas omdoen

put a jacket on
LanGeek
Download de App
langeek application

Download Mobile App

stars

app store