Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to intend
01
van plan zijn, intenderen
to have something in mind as a plan or purpose
Transitive: to intend to do sth
Voorbeelden
She intends to travel abroad next summer.
Ze is van plan volgend jaar naar het buitenland te reizen.
He intends to pursue a career in medicine.
Hij is van plan een carrière in de geneeskunde na te streven.
02
van plan zijn, plannen
to plan or create something with a particular purpose or future use in mind
Ditransitive: to intend sth to do sth
Voorbeelden
The architect intended the building to serve as both a residence and a workspace.
De architect bedoelde dat het gebouw zowel als woning als werkplek zou dienen.
The garden was intended to provide a peaceful retreat for visitors.
De tuin was bedoeld om bezoekers een vredige terugtrekplek te bieden.
03
bedoelen, van plan zijn
to mean for a remark or action to express a particular attitude or feeling
Transitive: to intend an attitude or feeling
Voorbeelden
She did n’t intend any harm when she made that comment.
Ze bedoelde geen kwaad toen ze die opmerking maakte.
No offense was intended by her remarks; she was simply being honest.
Er was geen belediging bedoeld met haar opmerkingen; ze was gewoon eerlijk.
Lexicale Boom
intended
intend



























