Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
In-law
01
schoonouder, familielid door huwelijk
a person who is related to someone by marriage
Voorbeelden
His in-laws are visiting for the holidays.
Zijn schoonfamilie komt op bezoek voor de feestdagen.
They invited all their in-laws to the wedding.
Ze hebben al hun schoonfamilie uitgenodigd voor de bruiloft.



























