Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Holder
01
houder, drager
a object designed to support, contain, or secure another item in place
Voorbeelden
She placed the candle in a brass holder.
Ze plaatste de kaars in een kaarsenhouder van messing.
The phone holder attaches to the dashboard for hands-free use.
De houder van de telefoon bevestigt aan het dashboard voor handenvrij gebruik.
02
houder, eigenaar
a legal possessor of a negotiable financial document, often with rights to claim payment or ownership
Voorbeelden
The holder of the check may deposit or cash it at any bank.
De houder van de cheque kan deze bij elke bank storten of innen.
Bond holders will receive interest payments twice a year.
Obligatiehouders zullen twee keer per jaar rentebetalingen ontvangen.
03
houder, bezitter
an individual who possesses or carries an item, title, or position
Voorbeelden
She is the current holder of the world record in swimming.
Zij is de huidige houdster van het wereldrecord in zwemmen.
The ticket holder must present ID at the entrance.
De houder van het ticket moet bij de ingang een identiteitsbewijs tonen.
Lexicale Boom
upholder
holder
hold



























