Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to hate
01
haten, verafschuwen
to really not like something or someone
Transitive: to hate sb/sth
Voorbeelden
Can you please stop making that noise? I hate it.
Kunt u alsjeblieft ophouden met dat geluid te maken? Ik haat het.
He hates waking up early in the morning.
Hij haat het om vroeg in de ochtend wakker te worden.
Voorbeelden
Sarah could n't hide her hate for the bitter cold weather, longing for warmer days to come.
Sarah kon haar haat voor het bittere koude weer niet verbergen en verlangde naar warmere dagen.
Despite their efforts to reconcile, Tom could still sense his brother 's lingering hate towards him.
Ondanks hun inspanningen om te verzoenen, kon Tom nog steeds de aanhoudende haat van zijn broer jegens hem voelen.
Lexicale Boom
hated
hater
hate



























