Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to go in
01
binnengaan, naar binnen gaan
to enter a place, building, or location
Transitive
Voorbeelden
The theater doors will open soon, so you can go in and find your seats.
De deuren van het theater gaan binnenkort open, dus je kunt naar binnen gaan en je plaatsen vinden.
As the rain started, we had to go in and take cover from the storm.
Toen de regen begon, moesten we naar binnen gaan en schuilen voor de storm.
02
binnengaan, blijven hangen
(of facts or information) to be comprehended and retained in one's memory
Voorbeelden
The key points of the lecture went in well, and I was able to recall them during the exam.
De belangrijkste punten van de lezing gingen goed binnen, en ik kon ze tijdens het examen herinneren.
I read the instructions several times to ensure they went in and I could follow them accurately.
Ik heb de instructies meerdere keren gelezen om ervoor te zorgen dat ze bleven hangen en ik ze nauwkeurig kon volgen.
03
verbergen, verdwijen
(of the sun or moon) to be hidden by clouds
Voorbeelden
We were stargazing, but suddenly the moon went in behind a thick cloud.
We waren aan het sterrenkijken, maar plotseling ging de maan achter een dikke wolk schuil.
As the day progressed, the sun occasionally went in behind passing clouds.
Naarmate de dag vorderde, ging de zon af en toe achter passerende wolken.



























