Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
flaming
01
extremely strong, vivid, or passionate in degree or appearance
Voorbeelden
His flaming ambition drove him to the top of the company.
The flaming anger in her eyes was unmistakable.
02
used to emphasize anger, annoyance, or intensity
InformalVoorbeelden
Turn that flaming music down!
He forgot the flaming keys again.
03
vlammend, vurig
resembling the intense color of fire
Voorbeelden
The sunset painted the sky in flaming hues of orange and red.
De zonsondergang schilderde de lucht in vlammende tinten oranje en rood.
She wore a flaming dress that immediately caught everyone's attention at the party.
Ze droeg een vlammende jurk die onmiddellijk de aandacht van iedereen op het feest trok.
Voorbeelden
The firefighters battled the flaming inferno, working tirelessly to contain the blaze and protect nearby homes.
De brandweerlieden vochten tegen het vlammende inferno, werkten onvermoeibaar om de brand onder controle te houden en nabijgelegen huizen te beschermen.
She could feel the flaming heat of the bonfire on her face, forcing her to take a step back.
Ze kon de vlammende hitte van het kampvuur op haar gezicht voelen, wat haar dwong een stap terug te doen.
Flaming
01
the process of burning that produces heat, light, and often smoke
Voorbeelden
The flaming of the logs filled the room with warmth.
Firefighters rushed to stop the flaming of the dry grass.
Lexicale Boom
flaming
flame
