Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Faucet
01
kraan
an object that controls the flow of liquid or gas from a container or pipe
Dialect
American
Voorbeelden
He turned on the faucet to fill the pot with water.
Hij draaide de kraan open om de pot met water te vullen.
The faucet in the bathroom was leaking, so a plumber was called.
De kraan in de badkamer lekte, dus er werd een loodgieter gebeld.



























