Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Country
01
land
a piece of land with a government of its own, official borders, laws, etc.
Voorbeelden
Canada is a vast country known for its stunning landscapes and friendly people.
Canada is een uitgestrekt land dat bekend staat om zijn adembenemende landschappen en vriendelijke mensen.
My grandparents immigrated to this country in search of better opportunities.
Mijn grootouders immigreerden naar dit land op zoek naar betere kansen.
1.1
land
a politically organized body of people under a single government
1.2
land, natie
the people who live in a nation or country
1.3
land, regio
a particular geographical region of indefinite boundary (usually serving some special purpose or distinguished by its people or culture or geography)
02
platteland, landelijk gebied
an area with farms, fields, and trees, outside cities and towns
Voorbeelden
Living in the city can be hectic, so sometimes I crave the tranquility of the country.
Leven in de stad kan hectisch zijn, dus soms verlang ik naar de rust van het platteland.
My parents have a beautiful farmhouse in the country where they grow their own vegetables.
Mijn ouders hebben een prachtige boerderij op het platteland waar ze hun eigen groenten verbouwen.
03
country, countrymuziek
a style of music that started in the southern United States, often using guitars and other string instruments, and usually tells simple and emotional stories about love, family, or daily life
Voorbeelden
She listens to country while cooking dinner.
Ze luistert naar country tijdens het koken van het avondeten.
He used to sing country songs at local bars.
Hij zong vroeger country liedjes in lokale bars.
