Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Confidant
01
vertrouweling, vertrouwenspersoon
a person in whom one places trust and shares secrets or private thoughts and feelings
Voorbeelden
She was his closest confidant, knowing all his fears and hopes.
Zij was zijn naaste vertrouweling, die al zijn angsten en hoop kende.
The king relied on his old friend as a confidant in matters of state.
De koning vertrouwde op zijn oude vriend als vertrouweling in staatszaken.



























